Macht en Leiderschap
Inleiding Het onderscheid tussen macht en leiderschap in 'Goed Oud worden' en de media Inzichten tot nu toe in wat een 'duurzame' samenleving in de weg staat
Overheidssteun biedt kansen voor ingrepen in de "blinde" groei van de economie
Individualisme ('atomisme', egoïsme) in het bedrijven van politiek
Verlammende verstrengeling van politici en burgers als kiezers en consumenten
"Van meer koopkracht naar meer kanskracht" (Barbara Baarsma). Levenslang leren, omscholing
Internationale politiek: EUROPA
Het aantreden van de opeenvolgende "Kabinetten Rutte"
2010 Rutte I 2012 Rutte II 2017 Rutte III (in 2022 toegevoegd) 2022 Rutte IV
Inleiding
Tussen de twee begrippen in de titel van dit (sub)hoofdstuk: "Macht en Leiderschap", wordt een belangrijk onderscheid gemaakt. Het criterium in dit onderscheid is in het geval bij politici: in welke mate een politicus een "moral agent" (Laceulle) genoemd kan worden. Dat wil zeggen in hoeverre een politicus zijn keuzes maakt in het belang van zowel burgers als de wijdere samenleving. Je spreekt van "leiderschap" als dat in grote mate het geval is; van "macht", wanneer de keuzes vooral gericht zijn op eigenbelang.
"Leiderschap" verwijst naar een politicus die met gezag, overtuigingskracht en met de nodige communicatiemiddelen, burgers een perspectief voor een duurzame samenleving kan bieden. "Met overtuigingskracht"; dat is door een logische, transparante onderbouwing.
"Macht" blijft steken in het werven van zoveel mogelijk aanhangers. Dat wil zeggen dat, omgekeerd, vergeleken met leiderschap: een politicus, met zijn manier van kiezers werven, primair aanhaakt bij thema's die op dat moment bij groepen van kiezers het meeste leven. Overwegend handelen uit eigenbelang gaat samen met een korte termijn visie.
Dit onderscheid tussen macht en leiderschap is in zijn diepgang, reikwijdte en formuleringen ontleend aan het boek "Goed Oud Worden" (het proefschrift van Hanne Laceulle). In het onderwerp dat op deze website hierna volgt (Menu: "Aristoteles, MacIntyre, Foucault"), wordt de herkomst van het genoemde onderscheid uitgebreid nagegaan. Door die herkomst is dit onderscheid "klassiek" te noemen: in alle tijden wordt er weer op teruggekomen. Ook in alle hedendaagse mediateksten komt dit onderscheid voortdurend terug.
In dit "klassieke" licht gezien schuilt in het uitoefenen van "macht" het gevaar, dat het morele of lange termijn perspectief van een duurzame samenleving verwaarloosd wordt of zelfs verloren gaat. Onder het bevorderen van een duurzame samenleving valt behalve aandacht voor het voorbestaan van de aarde ook aandacht voor gelijkheid van haar bewoners.
Zoals zoveel onderwerpen tijdens deze crisisperiode bij (onderzoek) journalisten en wetenschappers in de media op scherp staan, geldt dat ook voor het onderscheid tussen "leiderschap" en "macht". Met behulp van het volgen van de media, zoals dat in deze website is ondernomen is het ook hier weer mogelijk het hierboven wat abstract blijvende, onderscheid tussen macht en leiderschap meer specifiek 'aan te kleden': meer specifiek aan te kleden voor de (Corona)tijd waarin wij leven. In mediateksten komen bewoordingen voor als 'uit zijn op macht', 'kiezers naar de mond praten' . Ook zijn er voorbeelden uit te halen voor "staatmanschap" en "goed leiderschap".
Mediateksten hieronder, maar ook al in voorgaande hoofdstukken en paragrafen van deze website gaan, behalve over de rol van kiezers en consumenten, over de rol van de huidige overheid, de rol van de staat, de (inter)nationale politiek, over optredens van Nederlandse politici bij topbijeenkomsten in Europa, over optredens in klimaatkwesties, in onderwijs- en opvoedingskwesties, over de sturing van fiscale economie en de invloed op bedrijven. Zoals gezegd, onderwerpen die tijdens de Corona crisis op scherp zijn komen te staan en waarvan de urgentie voor een duurzame samenleving groot is geworden.
In dit onderdeel van de website, Macht en Leiderschap, wil ik eveneens en nu extra, aandacht schenken aan het aandeel van "de kiezers", ook als "consumenten" in de kansen op duurzaam leiderschap. Burgers zijn, als kiezers en consumenten onderdeel van het politiek-economische systeem. Zoals MacIntyre het zegt: kiezers zijn co-auteurs van de samenleving waarin wij leven (GOW p. 234)). Ook de relatie met consumentisme komt hierna nog uitgebreid aan bod. Onder andere in, zie menu: "Aristoteles MacIntyre Foucault". Even bout gezegd: Zoals je 'goede' leiders en 'foute' leiders hebt, zo heb je ook goede en foute kiezers en consumenten.
Als onderdeel van deze inleiding en op dit belangrijke punt gekomen van "Macht en leiderschap", wil ik mijn eigen inzichten tot nu toe, zoals die zijn geworden met het werken aan deze website, weergeven. Al eerder heb ik tussendoor al uiting gegeven aan die inzichten. Nu wil ik ze hier, in samenhang, bij elkaar zetten.
0 Krachten die burgers in meerdere of mindere mate bedreigen en schade toebrengen komen voor in verhouding tot de mate, waarin de (inter)nationale politiek er niet in slaagt, de blinde fiscaal economische ontwikkelingen te beheersen.
0 “Blinde” ontwikkelingen komen voort uit dat mensen ieder voor zich keuzes maken zonder zich rekenschap te kunnen of willen geven van wat de gevolgen kunnen zijn voor mede (wereld) burgers en voor, letterlijk: “de wereld”.
0 Basaal in politiek-bestuurlijk optreden is, of zou moeten zijn: een diepgaand besef van de rol als beschermer van de eigen burgers. Met andere woorden: van dienstbaarheid aan de eigen burgers.
0 Deze bescherming veronderstelt een breed en diep inzicht in wat de eigen burgers bedreigt of zou kunnen gaan bedreigen. In dit noodzakelijke inzicht vinden zij belangrijke ondersteuning bij wetenschappelijke en deskundige adviezen. Luisteren” naar anderen die het weten kunnen geeft “het optimale weten”.
Voor meer inzicht in het negeren van tegengeluiden door politici, in het voor zich uit schuiven en traineren van plannen om de burger beter te beschermen is voor mij het begrip “overheersing” van Foucault bijzonder verhelderend. Hier eerder aangeduid als "macht" in vergelijking met "leiderschap".
0 Zeker van politieke bestuurders in een laat moderne Westerse Verzorgingsstaat wordt voor haar burgers een streven verwacht naar een zo groot mogelijke gelijkheid van inkomsten, van onderwijs en van zorg. Een te groot en zelfs groeiend verschil tussen rijk en arm en te grote verschillen tussen mensen in het met kennis van zaken kunnen inrichten van het eigen leven zijn eveneens als bedreigingen van de samenleving te beschouwen. Dit is temeer het geval in tijden van een voor iedereen duidelijk zichtbare “groei van de economie”. Ook voor deze verwachtingen van politieke bestuurders geldt ‘het luisteren naar mensen die het weten kunnen’. Dat wil zeggen het raadplegen van wetenschappelijk onderzoekers en ervaren deskundigen. Het met die kennis, samen met de eigen politieke ervaring en wijsheid, keuzes maken.
0 Met name gelijkheid in goede huiselijk zorg en opvoeding van jonge kinderen en gelijkheid in institutioneel onderwijs en zorg, naast (medische) zorg in het algemeen, is van essentieel belang voor:
o gelijkheid in competenties en aspiraties. Gelijkheid in het kunnen creëren van innerlijke ruimte voor de eigen reflecties en voor het ontwikkelen van eigen perspectieven tot handelen en het betekenis geven aan het eigen leven.
o het als burger kritisch kunnen volgen van politiek bestuur. Op landelijk niveau dus van leden van het kabinet, kamerleden en politieke partijen. En dit ten behoeve van het eigen optreden bij inspraak en als kiezer.
o Van politiek bestuurders en met name partijleiders wordt goede voorlichting en goed leiderschap van haar kiezers verwacht. Daarentegen geven mediateksten regelmatig een maatschappelijke realiteit te zien, waar het doel van “het winnen van kiezers” niet verder reikt dan de eigen macht.
Dit laatste fenomeen is te herkennen aan sterk wisselende thema’s van een en dezelfde partij. Thema’s waarvan door die partij wordt verondersteld, dat die het op dat moment 'goed doen bij mensen’. In meerdere of mindere mate komt dit bij alle partijen voor. Bij een enkele in extreme mate. Terwijl van een partijleiding goede voorlichting van kiezers verwacht mag worden over de bijzondere en tegelijkertijd vooral: consistente, eigen insteek ("identiteit”) bij de aanpak van maatschappelijke problematiek. In dit opzicht slecht politiek leiderschap vormt in zichzelf een bedreiging van burgers en bij gevolg van de samenleving.
Tot zo ver mijn eigen inzichten, tot nu toe in samenhang bij elkaar gezet.
Hieronder een artikel waarin de "Denker des Vaderlands" wordt gevraagd hoe zij denkt over de kans op 'een andere wereld na deze crisis'.
19 April 2020 Financieel Dagblad. Menno van den Bos in gesprek met Denker des Vaderlands Daan Roovers., "Hoe zal de wereld er straks uitzien. Heeft filosofie daarin iets te zeggen".
Nauwelijks had Mark Rutte zijn ‘intelligente lockdown’ afgekondigd of de telefoontjes van journalisten naar Daan Roovers begonnen. Roovers: "Met vragen als: heb je nog een ideetje over hoe we iets kunnen leren van deze crisis? Welke vijf lessen kunnen we trekken? En meer van dat soort oppervlakkige en soms zelfs een beetje opportunistische berichtjes. Daar heb ik steeds meer moeite mee”.
“Als je je blik op een bepaald deel van de werkelijkheid richt, is het heel makkelijk om je eigen wereldbeeld bevestigd te krijgen. Van spirituele lessen in alleen-zijn tot pleidooien om het moment aan te grijpen voor een antikapitalistische ommezwaai: We hunkeren ernaar om in de coronacrisis een verkapte zegening te zien. We spannen de crisis allemaal voor ons eigen karretje door te zeggen dat dit hét moment is om iets aan het klimaat te doen – dat vind ik overigens óók – of dat je nu bij uitstek ziet dat mensen dom en slecht zijn".
“Pff, weer een telefoontje van een onbekend nummer,’ zegt ze even later, terwijl ze nog maar eens een inkomende oproep wegdrukt”.
Ik spreek de Denker des Vaderlands niet op haar kantoor, maar via Skype. Roovers zit in haar keuken. Zij en haar man wisselen af wie op haar kantoortje mag zitten en wie thuisblijft met hun zoons. Het is improviseren geblazen, net als in de rest van de wereld.
“Omdat de crisis zich nog elke dag ontwikkelt”, zegt Roovers, is het onmogelijk om al te zien of en hoe delen van de samenleving gereset zullen worden. Tegelijkertijd kunnen we het ons niet veroorloven om te wachten tot het stof is neergedaald en we weer vrij zicht hebben. Nu alles stilstaat, moeten we nadenken over de vragen: hoe trekken we de boel weer vlot zonder dat mensen die al in de problemen zitten daar nog dieper in geraken? Hoe gaan we de samenleving na de ergste fase van de crisis weer langzaam in de eerste en tweede versnelling krijgen en welke mensen helpen we het eerst?
Door de lockdown die iedereen tot de eigen huiskamer veroordeelt, ontstaat er misschien een soort oppervlakkige egaliteit, maar het coronavirus is zeker geen gelijkmaker. Ouderen worden harder geraakt dan jongeren, mannen meer dan vrouwen, mensen met overgewicht meer dan mensen die dat niet hebben. Als de samenleving langzaam weer open wordt gesteld, mogen jonge mensen waarschijnlijk meer dan ouderen. En dat is ook redelijk te verdedigen”.
Oudste zoon Isaac (12) loopt de keuken in voor wat aandacht van zijn moeder. Hij zwaait naar het onbekende gezicht op het beeldscherm. Het is vandaag Goede Vrijdag, dus geen thuisonderwijs, en dan ligt verveling op de loer.
Roovers: “De huidige noodzaak van thuisonderwijs legt bij uitstek de ongelijkheid in Nederland bloot. Voor goed thuisonderwijs is een eigen computer nodig, een eigen kamer, een beetje rust in huis. Een ouder die doorbetaald wordt, gedisciplineerd is en ook nog eens breuken kan nakijken. Maar discipline, kennis, rust en ruimte zijn niet eerlijk verdeeld. In een video-overleg met de medezeggenschapsraad van onze school ging het over de mogelijkheid van het heropenen van de scholen. Een van de andere ouders vroeg of scholen daar eventueel van zouden mogen afwijken. Dat is een voorrecht: dat je de voorkeur kunt geven aan het thuis houden van je kinderen”.
“Omdat in de praktijk welgestelde machthebbers de dienst uitmaken, blijft ongelijkheid in stand. Daarom is nu meer dan ooit belangrijk dat politici de bevolking vertegenwoordigen, zegt Roovers. Meer directe democratie, waar zij vaker voor heeft gepleit, kan helpen om hun beslissingen eerlijker te maken.
Als je een bepaalde richting op wilt, moet je nú in beweging komen. Nu ben ik ook zo iemand die zijn eigen stokpaardjes naar voren schuift. En toch vind ik dat het nodig is. Als je het met een diverse groep mensen, wonend van de grachtengordel tot een flatje in Osdorp, eens kan worden over de verdeling van de beschikbare middelen in en na deze crisis, garandeert dat een faire verdeling. Nu is een goede tijd voor zo’n experiment"’
Wordt het veronachtzamen van ongelijkheid door beleidsmakers moeilijker nu de coronacrisis er het spotlicht op zet? Roovers is voorzichtig optimistisch: “Neem het verschil tussen mensen met een vaste baan en flexwerkers en freelancers: In Amsterdam vroegen in de eerste week al 14.000 zzp’ers die bijzondere bijstand aan, dat is enorm. Er gebeurde de afgelopen jaren bijna niks in dit dossier. Een schok die alles stilzet kan de aanleiding zijn om het nu écht beter te regelen".
Tot zo ver dit vraaggesprek met Daan Roovers
De mediateksten, die ik hier: in "Macht en Leiderschap", naar voren haal zijn verschenen in de weken van de eerste helft van april 2020. Het zijn de weken, waarin de grootste spanning van oplopende IC opnames voorbij lijken te zijn en er tegelijkertijd steeds meer duidelijkheid is over ‘dat het virus nog heel lang onder ons zal blijven’.
Tegelijkertijd komen er ook, zoals eerder gezegd, "barstjes" in de volgzaamheid van de tweede kamer en van de burgers. Er komen bijvoorbeeld vragen over het vervolg van de steun door de regering aan bedrijven.
Financiële overheidssteun aan bedrijven in crisistijd
“De staat is geen pinautomaat” (Egbert Kalse en Maarten Schinkel, NRC Economie, 18,19 april 2020, p. 2,3).
Overheden trekken wereldwijd ruimhartig de portemonnee om hun economieën te steunen. Maar wie betaalt straks de rekening? Het geld vliegt eruit deze week bij minister Wopke Hoekstra (Financiën, CDA): 38000 mensen erbij in de WW, 1,3 miljard euro noodsteun voor 66.000 bedrijven, 300 miljoen voor de kunsten, 650 miljoen voor de sierteelt- en frietaardappel-sector. En op de rol staat ook nog 2 miljard voor Air France-KLM.
De eerste schatting van de economische steun in de eerste drie maanden coronacrisis van 20 miljard euro lijkt daarmee een voorzichtige.
Nederland is niet het enige land waar de rijksoverheid een goed deel van de economische activiteit op sleeptouw neemt. In een schier eindeloze lijst zette het Internationaal Monetair Fonds (IMF) deze week per land de maatregelen op een rij die zijn genomen om de klap van Covid-19 op te vangen. Duizenden miljarden aan inkomenssteun, fiscale voordelen, garanties en kapitaalinjecties voor bedrijven staan er op die lijst.
Overheden blijken wereldwijd een belangrijke taak te vervullen bij het opvangen van de eerste klappen van de crisis. Overheden compenseren de vraaguitval om te voorkomen dat burgers in acute geldnood komen en bedrijven en instellingen failliet gaan. In wezen neemt de staat nu op alle fronten de rol van de markt over.
Alle economen zijn het eens, dat de recessie die het nieuwe coronavirus veroorzaakt, een zelden vertoonde omvang gaat aannemen.
Het IMF is dan ook de eerste om te erkennen dat het goed en zelfs noodzakelijk is, dat nu de gaten die alom vallen met overheidsgeld worden gedicht.
Als eerste dringt de IMF aan op transparantie van de noodmaatregelen. Het hele proces moet bestuurbaar blijven. De kosten en risico’s voor de landbegrotingen moeten in kaart kunnen worden gebracht en verantwoord kunnen worden.
Als na het blussen van de brand de gestegen staatsschuld een groter deel van de belastinginkomsten vergt, dan moet de landbegroting weer houdbaar worden gemaakt.
Het Centraal Plan Bureau (CPB) becijferde in maart j.l., dat de Nederlandse staatsschuld van 49% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) vorig jaar, dit jaar stijgt naar 60,4% en in 2021 naar 65,5
Ik (Tessa) begrijp uit dit artikel dat het IMF uitgaat van een relatie tussen de hoogte van de staatsschuld en de hoogte van het begrotingstekort. Over de flexibiliteit van die relatie zijn economen het allerminst eens:
In de tweede week van juni 2020, dus twee maanden na dit artikel van Kalse en Schinkel, zag ik op NPO tv 1 in "M" een discussie tussen de bekende Nederlandse economen Coen Teulings en Barbara Baarsma. Coen Teulings had ik eerder in “Binnenhof” (Zondag ochtend tv programma NPO tv 1 12 uur) over ditzelfde onderwerp gehoord. Teulings vindt dat veel gemakkelijker moet gedacht worden over het maken van staatsschuld. Baarsma vindt dat de rente dan wel laag moet blijven: 'Daar zit een risico aan'. Bovendien benadrukt zij dat de aard van de besteding van staatsschulden doorslaggevend is voor de beoordeling van het maken van schulden. Voor haar horen de bestedingen aan cultuur, welzijn, kennis, omscholing en wetenschap tot het streven naar een vitale economie.
De economische benadering van Baarsma wordt in Goed Oud Worden in cursiefjes benadrukt. Ook op deze Website wordt zij nog op een andere plek aangehaald.
Het artikel van April van Kalse en Schinkel vervolgt: Deze week kwam het IMF met een voorlopig rapport. Daarin werd becijferd, dat het wereldwijde gemiddelde begrotingstekort dit jaar, vergeleken met vorig jaar, toeneemt van 3,7 % van het bruto binnenlands product naar 9,9 %. Er zijn grote verschillen tussen de Eurozone: van 0,7 naar 7,5% en de Verenigde Staten: van 5,8 naar 15,4%.
Het IMF heeft voor de “staatsschuld” en het “begrotingstekort” voor Nederland nog geen aparte prognose heeft. Dat duurt nog een maand. Maar er is wel al een IMF-prognose voor de Nederlandse economische “groei” in dit jaar, 2020 en volgend jaar. Dat is “een krimp” van 7.5%. En een gedeeltelijk herstel volgend jaar met 3%.
Het CPB berekende voor Nederland, dat het begrotingstekort voor 2020 6,8% zal zijn en in 2021 5,7%. In 2019 was er een overschot van 1,7%
Tabel uit het artikel van Kalse en Schinkel
De Nederlandse uitgangspositie voor de staatsschuld is nog steeds gunstig.
Sinds de crisis van 2008 is door het financiële beleid van centrale banken van verlaging van rente en kopen van staatsschuld hun macht enorm gegroeid. De wereldeconomie is verslaafd geraakt aan onconventioneel monetair beleid. Het zal moeilijk worden daarvan af te kicken.
Alle landen wacht straks een lastige operatie: het terugdringen van hun begrotingstekorten en de staatsschuld.
Het artikel van Kalse en Schinkel wordt vervolgd onder het volgende 'kopje'.
Kansen voor de overheid financieel economische (blinde) "groei" meer te sturen
Maar wat, als de centrale banken een deel van die schuld blijven financieren? Dan raken de rollen van centrale bank en staat misschien wel voor onafzienbare tijd vervlochten. Monetair beleid moet een onafhankelijke technische taak blijven van onafhankelijke specialisten. Begrotingsbeleid is politiek.
Niet alleen monetaire steun heeft de neiging in een groef te raken die zichzelf gaat herhalen. Datzelfde risico bestaat in navolging ook met de massale staatssteun van nu. Air France-KLM is een goed voorbeeld. Daarin nam de staat vorig jaar al, gevoed door wantrouwen tegenover de Franse partner, een aandeel van 14%. De naderende steunoperatie kan die participatie vergroten. En dan wordt het verleidelijk met die aandeelhoudersmacht bijvoorbeeld vergroening van de luchtvaartmaatschappij af te dwingen. Tegelijk maakt dat het lastiger om weer afstand te doen van de aandelen en van de macht die hierbij hoort.
Op het moment dat ik (Tessa) dit weergeef herinner ik mij een cursiefje van een “meelezer” uit Goed Oud Worden: "Het lijkt erop, dat ‘de wal het schip aan het keren is’ wat betreft de ongebreidelde van de marktwerking, het ondernemerschap en de daarmee nauw verbonden neoliberale invloed op het samenleven. ‘De wal’ staat hier voor de in de westerse wereld inmiddels breed gedeelde onrust over de gevolgen van de ‘laissez faire laissez passer’ visie op de mondiale marktwerking. Dat zijn de gevolgen voor de geologische wereld, voor de uitbreidende Chinese wereldmacht en voor het achter raken van onder andere onderwijs- en zorgvoorzieningen vergeleken met het stapelen van kapitaal in de productie- en financiële sector. De groeiende woede onder burgers over de gedragingen van topmensen in het financiële – en bedrijfsleven. Die woede heeft behalve met de grote inkomstenkloof ook met de verregaande ontoereikendheid van onderwijs- en zorg voorzieningen te maken".
Het cursiefje in GOW gaat verder: "Zo is bijvoorbeeld deze zomer van 2019 in de NRC een serie van tien artikelen gestart onder de titel “Doorgeslagen Kapitalisme”. Het eerste artikel is van Marike Stellinga, econoom en journalist. Zij eindigt haar artikel met dat het tijd wordt dat overheden gaan emanciperen van “markt-ordenaar” naar overheden die eigen waarden toevoegen aan de economie. Ze haalt voor dit inzicht het boek aan van de Italiaans-Amerikaanse econoom Mariana Mazzucato “The value of everything” (2017 1e dr. 2018 de Nederlandse vertaling: “De waarde van alles”). Kom haar (Mazzuccato) niet aan met het verhaal dat de vrije markt zelf wel weet wat goed voor ons is. Dat alleen ondernemers en aandeelhouders, waarde creëren. Overheden moeten emanciperen. Overheden moeten zich ervan bewust worden dat de markt leunt op de door de staat verzorgde en opgeleide burgers: Dat veel techreuzen en farmaceuten hun vindingen danken aan door de overheid gefinancierd onderzoek. Economen, aldus Mazzuccato, zien de overheid als noodzakelijk maar improductief, maar dat klopt niet. De overheid schept in werkelijkheid meer waarde dan de financiële sector. Zij, wij en de overheid kijken verkeerd. Overheden moeten zich bewust worden van die scheve verdeling tussen private winsten en publieke kosten. Zij moeten zich meer rekenschap geven van de wel heel scheve verhoudingen tussen bijvoorbeeld de private winsten van de pillenfabrikanten en de publieke kosten van de gezondheidszorg. De overheid is veel sterker dan ze denkt. Mazzuccato pleit voor een overheid die zich ten volle bewust is van haar eigen macht in relatie tot producenten. Zij pleit voor een vrijere overheid die verandering gaat brengen in haar verhoudingen met het grote bedrijfsleven. De overheid moet weer ten volle de rol op zich nemen van beschutter, van verzorger en van opleider van burgers. Zij moet ophouden dienstbaar aan de markt te zijn en van de markt afdwingen met haar samen te werken. Intussen blijft zij de de rol houden van investeerder, bouwer en markt-ordenaar. Bedrijven kunnen welvaren bij samenwerking met de overheid. Westerse overheden hebben bijvoorbeeld een politiek en cultureel belang bij machtige bedrijven in het keren van een grote Chinese wereldmacht".
Tot zo ver Goed Oud Worden. Nu gaan de economisch journalisten Kalse en Schinkel weer verder:
“Krijgt de staat door de steunoperaties een duurzame, grotere rol in het bedrijfsleven? Zelfs als de overheid die rol niet wil, is het moeilijk van de belangen af te komen. Twaalf jaar geleden nam de rijksoverheid ABN Amro over. Nog steeds heeft ze een kleine meerderheid in die bank”.
Hoe dan ook: na de crisis begint een ingewikkelde nasleep voor de staat. Er moet worden vastgesteld wie hoeveel hulp heeft gekregen en of dat terecht was. Dat is in elk geval wat het IMF bedoelt met het belang van ‘transparantie, behoorlijk bestuur en ‘verantwoording’.
Opnieuw een mediatekst: Deze had als titel kúnnen hebben: “De morele vragen bij steun van de overheid aan bedrijven”. Hij hééft als titel: “Coronasteun voor hoe lang?” (Column van Marike Stellinga, NRC Economie, 18, 19 april p. 2).
“Gek genoeg”, zo begint de column, “is dit de makkelijke fase van het economische crisisbeleid”. De overheid maakt miljarden euro’s aan steun over. Elk bedrijf dat door het coronavirus meer dan 20 procent aan omzet verliest, krijgt een deel van zijn loonkosten vergoed. Of het bedrijf nou groot is of klein, gaat Stellinga verder, veel reserves heeft of weinig, “Booking.com” heet of “Hema”, of het volbehangen is met schulden: het maakt niet uit. Mits er geen ontslagen vallen van personeel met een vast contract. Onder politieke partijen, vakbonden en bedrijven klinkt overwegend lof. Ook economen juichen het beleid toe: voorkom zoveel mogelijk faillissementen en ontslagen. Zodat de economie snel terugveert als die sectoren weer open mogen. Tot Vrijdag 10 april had de overheid 1,5 miljard euro overgemaakt aan 81.000 bedrijven voor het loon van ruim 1,3 miljoen werknemers. Daarmee leunt nu 1 op de 5 bedrijven met personeel op de overheid.
De vraag is hoelang het kabinet zonder discussie of onderzoek, dus “blind”, bedrijven kan blijven steunen. De moeilijke fase van het crisisbeleid komt snel in zicht. Het huidige beleid werkt bij een korte lockdown, een korte dip, niet bij een virus dat langdurig ons maatschappelijk verkeer beperkt. We belanden immers van economische bloei in een recessie. De werkeloosheid neemt ondanks de steun toe. Dat is traditioneel niet gunstig voor de horeca en detailhandel.
En dan is er nog de vraag wat er langdurig verandert door het virus. Zullen we nog net zoveel reizen, vliegen en op vakantie gaan? Zal de wereldhandel afnemen of veranderen? Met elke maand worden die vragen prangender. Wanneer concludeer je dat de wereld veranderd is?
Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank, nam in het TV-programma Op1 een voorschot op deze discussie: “Als die 1,5 meter economie heel lang bij ons zou blijven, dan is misschien wel de helft van de huidige Horecabedrijven niet meer in de kern gezond. Dan kan de overheid misschien beter omscholing en het starten van een ander bedrijf faciliteren in de plaats van maar blijven subsidiëren”. Daar lag bij Knot nog een overweging achter: met deze steun houdt de overheid werknemers vast in slapende sectoren als de horeca, terwijl elders personeel nodig is, in de zorg of in de tuinbouw.
En Stellinga gaat verder in haar column: Hoe lang is deze steun zinvol? Achter de schermen in Den Haag zeggen slimme, invloedrijke economen dat die vraag nu heel moeilijk te beantwoorden is. Kiezen tussen bedrijven heeft grote consequenties, maar niet kiezen ook. En dan zijn er nog de morele vragen die nu al klinken. Heeft een groot bedrijf met schulden evenveel recht op steun als een mkb’er zonder schulden? Gaan we aan bedrijven als KLM eisen stellen? Moeten we een extra bijdrage vragen aan bedrijven die juist door deze crisis hun omzet en inkomsten zien groeien?
Al voor de crisis heerste er in de samenleving grote twijfels over de scheve verhouding tussen winsten die bedrijven maken en wat zij daarvan aan belasting afdragen. Die twijfels zullen intenser worden. Nu we collectief grote offers moeten brengen, zullen de bijdragen per bedrijf moreel worden gewogen.
Tot zover deze mediatekst. Hieronder wordt daar onder het volgende 'kopje' op doorgeborduurd:
Bedrijven die steun aanvragen kunnen "free riders" zijn en/of schadelijk zijn in het algemeen belang.
De term “moreel” en “goed” ... misschien vallen ze mij door de inhoud van het boek “Goed oud worden” extra op: worden in mediateksten vaak genoemd. De term “fout” wordt minder genoemd. Vooral door de veroordelingen na de Tweede Wereldoorlog is deze term erg beladen geworden. “Fout” geweest in de oorlog heeft de betekenis van daden tegen de mensheid. Het zijn daden, waarvan je dan ook zelden zult horen: “Ik begrijp het wel, maar ….”.
De aanduidingen in mediateksten van bedrijven die, zoals zij nu worden gevoerd, niet in stand zouden moeten worden gehouden, zouden in de context van deze website genoemd kunnen worden: bedrijven die “niet deugen”. De termen “deugen” en "niet deugen" behoren ook nu nog tot het gangbare woordgebruik. Hier toegepast in het perspectief van duurzaamheid, dan wel niet deugen als "free rider". Bedrijven die schade toebrengen aan mensen en/ of ‘de wereld’ deugen niet. Beleid dat door steun aan deze bedrijven, deze in stand houdt laadt voorlopig de verdenking op zich niet te deugen. Voor de mensen die deze bedrijven voeren en de politici die hen blijven steunen geldt welzeker: “Ik begrijp ze wel maar ….”.
Ik laat nu een kort stukje tekst volgen over een bedrijf, waarvan je de indruk krijgt, dat het aanvragen van een gift in deze omstandigheden ‘altijd het proberen waard is’. Onverschillig voor of de aanvrage ook deugt. Intussen (22 juni 1920) weet ik, dat op deze aanvrage veel kritiek in de samenleving is gekomen en dat dit bedrijf voor de tweede periode van steunverlening geen aanvrage meer gedaan heeft.
Stijn Bronzwaer en Merijn Rengers. (NRC 18, 19 April p. 5): “Leiding Booking.com doet te weinig in crisis”.
“De leiding van Booking.com, de grootste reissite ter wereld, doet onvoldoende om zijn werknemers en de levensvatbaarheid van het bedrijf op de lange termijn te beschermen. Dat heeft de ondernemingsraad (OR) Vrijdagmiddag aan de directie medegedeeld.
Bookin.com verkeert in de grootste crisis sinds zijn oprichting in 1996: Het bedrijf viel in een enorm tempo met 85% terug in omzet.
De OR is met name kritisch over het ontbreken van een sociaal plan. Booking is van oorsprong een Nederlands bedrijf. Er werken ruim vijfduizend werknemers verspreid over meerdere kantoren. Dit zijn veelal expats. Zij werken hier tijdelijk en hebben daarbij grote belastingvoordelen. Uit een enquête van de OR in 2019 bleek dat het overgrote deel van deze werknemers niet wisten wat hun rechten in Nederland waren.
Tot zover dit korte mediastukje.
Wat hier volgt zijn weer mijn eigen gedachten:
Het niet deugen van bedrijven wordt in deze Coronatijd, zoals veel andere ondeugdelijke maatschappelijke verschijnselen extra zichtbaar. De vraag is dan of door de overheid op den duur het kaf van het koren gescheiden gaat worden. Met andere woorden of de overheid met het oog op duurzaamheid van productie en dienstverlening zijn rol opneemt en gaat ingrijpen in het voorbestaan van die organisaties. In de terminologie van MacIntyre uit GOW. Met welke morele waarden van politiek economische sturing gaat de Nederlandse overheid in de komende tijd optreden. Datzelfde geldt voor de politiek economische sturing van de Europese overheid. Een daarmee samenhangende vraag is hoe zij zich daarbij laten adviseren door deskundigen en mensen uit de wetenschappelijke sector over de wereldwijde mogelijkheden voor wat hier aan de orde is: het aangrijpen van deze crisis voor een transitie naar een duurzamere wereld.
"Van meer koopkracht naar meer kanskracht" (Baarsma), levenslang leren, omscholing
Alleen al voor “omscholing” zoals o.a. Knot in het midden brengt, zal bijzonder veel politieke wil en vaardigheid nodig zijn. Zowel overheden, als ondernemers en burgers/ consumenten leven in een 'systeem' waardoor “van meer koopkracht naar meer kanskracht” niet van de grond komt. Voor ondernemers alleen al is het bijna niet om te doen, een bedrijf, waar je status, inkomsten en vaak 'ziel en zaligheid' aan ontleent, los te laten. In het verleden is het steeds opnieuw gebleken dat het zogenaamde “levenslang leren” niet op gang te krijgen was; toch een beoogde vernieuwing die een snel veranderende samenleving zou gaan flankeren. Grote bedrijven bieden wel bijscholing in het belang van het bedrijf. Ik heb nooit begrepen waarom bijvoorbeeld de PvdA geen enorme druk heeft gezet achter meer algemene fondsen voor om- en bijscholing. Dat had zeker moeten gebeuren in verband met het hoger worden van de pensioengerechtigde leeftijd. Wat niet is kan nog komen en nu zeker bij de noodzaak tot omscholing van werknemers die door de crisis hun werk verliezen.
Politiek economisch ligt de grootste nadruk op koopkracht en daarmee kiezers winnen en niet op kanskracht; niet op onderwijs, op bijscholing. Vicieus verwikkeld met massaal consumentisme bij kiezers/ burgers. Dit is wat ik hierboven bedoel met het 'systeem' waardoor mee kanskracht niet van de grond komt. Politieke partijen en kiezers houden elkaar in een verlammende greep. Burgers worden voor een groot deel beheerst door de blinde groei van markten en consumentisme..
Individualisme ('atomisme') in het bedrijven van politiek. Vergeleken met "leiderschap"
Straks geef ik gedeelten weer uit GOW die betrekking hebben op het verschijnsel consumentisme en het ontstaan daarvan. Dat moet ik vooraf laten gaan door in vogelvlucht wat context uit GOW aan die gedeelten te geven.
Al met al wordt het een lang stuk GOW: Het verschil tussen Macht en Leiderschap waarmee ik nu bezig ben, vormt dan ook een cruciaal onderdeel van het tweede gedeelte van deze website.
Niet alleen wordt in GOW een relatie gelegd tussen het overheersende politiek economische systeem en consumentisme. Samenhangend met deze relatie komt zowel het verschil tussen macht en leiderschap aan de orde. En wordt ter nadere verheldering van het begrip consumentisme het begrippenpaar “individualisme”/ ‘atomisme’ en “individuatie” (Habermas) betrokken. In GOW wordt bovendien, meer nog dan in het oorspronkelijke proefschrift van Laceulle, veel aandacht besteed aan hoe politiek economische systemen doorwerken in hoe mensen zich ontwikkelen; in hoe mensen keuzes maken, al of weinig of niet met aandacht voor anderen en voor de wereld waarin zij leven. Daartoe heb ik in GOW sommige, in het proefschrift aangehaalde schrijvers, extra naar voren gehaald door meer ruimte te geven. Ook heb ik enkele politiek sociologische schrijvers toegevoegd. Hoofdstuk 9 van het proefschrift, de "Concluderende samenvatting" heb ik zo herschreven, dat ik daarmee, naar ik hoop, de verschillende schakels in de theorieopbouw van Laceulle overtuigender naar voren heb kunnen brengen. Ook wilde ik zo de verdienste en meerwaarde van dit proefschrift duidelijker naar voren brengen. Die meerwaarde is, dat het inzicht geeft in op welke manier maatschappelijke ontwikkelingen en opeenvolgende politiek economische systemen gepaard gaan met innerlijke ontwikkelingen en gedragingen van mensen. Daarmee geeft het inzicht in hoe mensen met het steeds complexer, weidser en meer seculier worden van hun wereld (potentieel en met de nodige overheidsvoorzieningen), toch in staat kunnen blijven tot moreel handelen.
Zowel in het proefschrift van Laceulle als in GOW is veel ruimte gegeven aan een hele precieze analyse van de 'innerlijke en voortdurende ontwikkelingen' van mensen die leiden tot het kunnen doen van morele keuzes en handelen. De 'talige' relaties met zichzelf en de omgeving zijn cruciaal daarin.
In die 'talige' relaties zijn ook de schakels te vinden met de grotere, de "macro" ontwikkelingen.
Ik vervolg nu met het weergeven van een gedeelte uit de bovengenoemde "concluderende samenvatting" van Hoofdstuk 9, waarbij ik ook gebruik maak van de hoofdstukken, waarnaar in de samenvatting naar verwezen wordt.
Nagenoeg door het hele boek heen spelen de politiek filosoof Charles Taylor en de maatschappij filosoof Alasdair MacIntyre een belangrijke rol. Zij maken vooral duidelijk hoe 'taai' langdurig bestaande politiek economische systemen zijn in het weerstand bieden aan sociale en wetenschappelijke druk ten behoeve van noodzakelijke systeem 'kantelingen'. Volgens Taylor en MacIntyre kreeg de steeds terugkerende neoliberale financieel-economische sturing van samenlevingen in de laatmoderne westerse samenleving "te veel vat op ook andere gebieden van samenleven". Dit met de nadruk op "neo" in "neoliberaal". "Neo" heeft de betekenis van het geloof in de zelf ordenende werking van vrije marktwerking en concurrentie. Dit geloof in die vrije marktwerking en concurrentie leidt tot zo min mogelijk voorzieningen ter bescherming van burgers.
Dit in de politiek economische sturing steeds terugkerende overheersende geloof in de werking van vrije markt en concurrentie is gepaard gegaan met een eveneens overheersende individualistische (atomistische) cultuur en leefwijzen en opvattingen van burgers. Dat heeft geleid tot verenging van het begrip zelfontwikkeling, waarbij anderen en het algemeen belang veelal uit het oog verloren zijn geraakt. Taylor zag dat de aspiraties van mensen steeds meer samen gingen vallen met wat de producten- en arbeidsmarkt te bieden had. De verschraling van meer gemeenschappelijke, verder reikende aspiraties heeft geleid tot het isoleren van individuen in relatie tot elkaar en de samenleving. Het streven naar “hypergoods”, zoals Taylor verder reikende waarden noemt (4.3.1) is in de samenleving sterk uit het zicht geraakt. Oog hebben voor medemensen en voor de samenleving is steeds meer uit het publieke domein verdwenen. Burgers hebben er als kiezers en consumenten een groot aandeel in dat structurele veranderingen zo'n taai en langdurig proces is.
De term “overheersend”, die hier enkele keren is gebruikt, moet opgevat worden in de betekenis van Foucault. Deze filosoof en socioloog komt hierna aan de orde. (Zie Menu: 4de sub thema van hoofdthema Ambachtelijke politiek: Aristoteles, McIntyre, Foucault).
Taylor ziet wel degelijk ook hoeveel goeds er is voortgekomen uit markt- en technische ontwikkelingen. Voor veel mensen hebben deze maatschappelijke ontwikkelingen juist ruimte gecreëerd voor het streven naar “hypergoods”. Volgens hem kunnen ook ‘blinde’ ontwikkelingen of "onbedoelde" ontwikkelingen "goede" gevolgen met zich mee brengen: Gemak van leven, gezonder leven, uitbreiding van onderwijs en een enorme vergroting van keuzemogelijkheden. Dichtere en wereldwijde verwevenheden van mensen hebben grote veranderingen gegeven in afhankelijkheden en evenzoveel mogelijkheden voor het bewust worden van verschillen tussen culturen en mensen.
Noodzaak en tegelijkertijd de mogelijkheden voor het verwerven van innerlijk afstand kunnen nemen, van zelfbeheersing en van mondigheid. "Mensen hebben", zo zegt Taylor "een groter innerlijk gebied" of "ruimer innerlijk leven" gekregen, tegelijkertijd met de verruiming van de wereld om hen heen". Hij beschouwt de gewaarwording of ontdekking door wetenschappers van de ontwikkeling van deze innerlijke ruimte met de mogelijkheden tot reflectie, afstand nemen, zelfbeheersing en mondigheid, als essentieel om het begrip “individuatie” te kunnen begrijpen.
Voor goed begrip van het fenomeen “individuatie”, wordt hier het gedeelte uit GOW (nog steeds Hst 9, nu vrijwel letterlijk) over de socioloog en filosoof Jürgen Habermas (1929-heden) aangehaald:
In de heersende sociaalpedagogische opvatting van het begrip socialisatie lag lange tijd de nadruk op maatschappelijke aanpassing; “Vergeselschaftung”. Habermas heeft met zijn kritische benadering van de bestaande opvatting van “socialisatie”, grote invloed gehad. Met zijn begrip individuatie is een belangrijke plaats in het socialisatieproces van personen ingeruimd voor de ontwikkeling en de inbreng van de ik identiteit van een persoon. Een ik identiteit die zich ontwikkelt in een intense verwevenheid van wederzijdse sociale afhankelijkheden.
Ook uit andere werken van Habermas spreekt hoe belangrijk hij communicatie vindt in het socialisatieproces. En hoe belangrijk hij het “talige” van dit proces vindt. Individuatie is bij Habermas ‘het talige proces van het verwerven van ik-identiteit’. Zijn ik-identiteit veronderstelt de volgende vermogens of capaciteiten van een persoon: Het vermogen tot persoonlijk afstand nemen, het verwerven van persoonlijke autonomie en het “anders” willen en kunnen zijn dan anderen ofwel het zich van een ander willen onderscheiden.
Habermas had met de uitwerking van het begrip “individuatie” niet alleen tot doel nader te verklaren hoe de orde in de samenleving tot stand komt, zoals dat tot dan toe gebruikelijk was, maar ook hoe veranderingen in de samenleving te verklaren zijn.
Volgens Habermas wordt het proces van individuatie en van uniciteit, in wisselwerking met de vermaatschappelijking of aanpassing van een persoon, gevoed door de variërende verhalende contacten van mensen in contacten en situaties. Normaal gesproken beginnen mensen al heel pril met het verwerven van het vermogen zich in te leven in verschillende sociale rollen. Een ik-identiteit ontwikkelt in het algemeen een grote wendbaarheid en 'kanten' met het innemen van verschillende rollen en met het tegelijkertijd daarvan afstand nemen. Mensen zijn in het algemeen inzetbaar voor veel wisselende relaties en in veel verschillende situaties, zonder zichzelf daarin te verliezen. Een persoon ontwikkelt zijn besef van uniciteit of van ‘het anders zijn dan anderen’ door het verkeren met anderen in steeds verschillende realiteiten.
Tot zo ver Habermas over individuatie. Verder met de concluderende samenvatting van GOW.
Individuatie als een persoonlijke ontwikkeling, die mensen in toenemende mate in staat stellen kritisch afstand te nemen van wat maatschappelijk voor de hand lijkt te liggen, lijkt echter niet voor iedereen beschoren. De mate van die ontwikkeling hangt enorm af van, even kort gezegd, ‘waar je wieg heeft gestaan’, hoe overweldigend andere omstandigheden zijn (geweest) enzovoort. Al met al: ‘je moet geluk hebben’ in met wat en wie je in aanraking komt in het leven.
Ricoeur (o.a. 1992) een uitermate subtiele en erudiete schrijver gaat in dit verband uitgebreid in op hoe belangrijk "organisatorische voorzieningen" door de overheid zijn. Het verwerven van "een goed leven met en voor anderen” verbindt hij heel direct met “betrouwbare organisatorische voorzieningen” waarin in een samenleving door de overheid moet worden voorzien. (GOW, p. 127 e.v.). Die belangrijke rol van de staat in het ondersteunen van “de juiste voorzieningen”, wordt ook door andere schrijvers in GOW genoemd. Voorzieningen van onder andere opvoeding en onderwijs die mensen weerbaar maken voor een complexer wordende samenleving. Voorzieningen ter ondersteuning van kunst en cultuur. En vele andere voorzieningen. Zij zijn van het allergrootste belang, omdat zij dienen als een soort ‘buffers’ voor de bescherming tegen en het afschermen van, al te directe fiscaal economische doorwerkingen met hun harde concurrentie in het private domein van mensen. Bescherming van het private domein van mensen waarin de genoemde voorzieningen van essentieel belang zijn in het creëren van de nodige zowel fysieke als innerlijke ruimten voor onderlinge contacten en persoonlijke reflecties. Deze ruimten zijn van levensbelang voor het doen groeien van het besef van wederzijdse afhankelijkheden van mensen, van solidariteit en van gelijkheid (GOW p. 254).
Tot zo ver GOW
Het is nu weer de tijd en de plek voor een mediatekst.
Een voorbeeld van egoïstisch individualisme in het bedrijven van politiek
Een tekst van Tom-Jan Meeus. Dezelfde journalist die mij eerder heeft geïnspireerd voor het overkoepelende begrip “ambachtelijk” voor 'goede' politiek (Menu: "Ambachtelijke (inter)nationale politiek).
Ik typeerde hem al eerder als een “in Haagse Kringen goed ingevoerde journalist”. Hij heeft wekelijks een artikel in de NRC. Soms vind ik hem wat rellerig, maar meestal kan ik hem positief waarderen als: ‘recht voor zijn raap’.
Deze keer een tekst van hem met als titel: "De hoogste tijd voor een strategisch debat over de crisis (en over Thierry) NRC 18, 19 april 2020, p. 10.
Vooraf: Voor de duidelijkheid nog eens, dat hier mij niet gaat om de personen, maar om verklaringen waardoor (inter)nationale “ambachtelijke” of duurzame politiek te traag van de grond komt. En in dit verband om hoe invloedrijk of “overheersend” politici aan die vertraging bijdragen. Hoe weten zij een substantieel aantal kiezers aan zich te binden. En, in het geval van dit artikel: op deze manier Europese samenwerking, te frustreren. Een samenwerking zo noodzakelijk voor maatschappelijke vernieuwing of maatschappelijke 'kanteling'.
Meeus begint dit artikel met verschillende ontsluieringen rond de pro-Russische gezindheid van de Partijleider van Forum voor Democratie Thierry Baudet. O.a. dat Baudet “de pro-Russische conservatief John Laughland (56) eind vorig jaar als partijideoloog van Forum lanceerde”.
Ik (TL) wroet even wat verder met behulp van Wikipedia, want zo goed ben ik ook niet op de hoogte van deze genoemde mensen. Dan kom ik op sporen die leiden naar tot op heden verschillende relaties die er zijn tussen de leider van Forum voor Democratie en John Laughland. En ik lees, dat de Britse Laughland een doctoraal heeft gedaan in de filosofie aan de universiteit van Oxford en ook in München heeft gestudeerd. Hij heeft een Frans postdoctoraal verworven voor zijn studies op het gebied van “soevereiniteit in internationale relaties” en een lectoraat bekleed, zowel aan de Sorbonne als aan het “Institut d’Études Politiques de Paris”. Hij schrijft veel in veel verschillende kranten en tijdschriften. Tot 2008 was hij een van de bestuurders van de European Foundation, een leidende, van oorsprong Britse, euro-sceptische denktank. De denktank geeft de “European Journal” uit. Deze denktank is voorgekomen uit de, in 1992 opgerichte, “Great College Street Group". Deze moest tegengas gaan geven tijdens de voorbereidingen van het Verdrag van Maastricht van 1993. Bij dit Verdrag werd de Europese Unie gevormd. De Street Group bestond uit politici, academici, zakenmensen, advocaten en economen.
Na het ontstaan van de Europese Unie is de European Foundation doorgegaan met felle campagnes in het Verenigd Koninkrijk voor het verlaten van de Europese Unie. De Foundation probeert voortdurend banden te smeden met gelijkgezinde organisaties in Europa en de wereld.
Van 2008 tot 2018 was Laughland directeur van het “Institute of Democracy and Cooperation” in Parijs. Daarna heeft hij gewerkt voor een vertegenwoordiger van de Franse partij “Nationaal Front” in het Europese Parlement (Jean-Luc Schaffhauser) en sinds 2019 voor een vertegenwoordiger in het Europese Parlement van het Forum voor Democratie (opgericht in 2016): Derk Jan Eppink.
Derk Kan Eppink was eerder, van 2009 tot 2014, lid van het Europees Parlement als vertegenwoordiger van een populistische Belgische partij. Hij maakte daar deel uit van een eurosceptische fractie. Vanaf 2019 is hij opnieuw lid van het EP, nu als vertegenwoordiger van het Forum voor Democratie.
Tot zover Wikipedia.
Dan gaat Meeus weer verder:
Het valt al langer op dat EU-criticus Baudet merkwaardig mild is over Rusland en in overeenstemming met het Russische belang binnen FVD zinspeelt op beëindiging van het Nederlandse NAVO-lidmaatschap. Daarom was het interessant dat het onderzoeksprogramma “Zembla” donderdag (16 april 2020) stilstond bij de pro-Russische connecties van Baudet, aldus Meeus: Behalve de band met Laughland en diens verwantschap met Russische politieke uitgangspunten, behandelde Zembla Baudet’s band met de Russische propagandist Vladimir Kornilov. Dat was in de periode rond het Oekraïne-referendum in 2016 over de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne.
(Even weer Wikipedia: Die Associatieovereenkomst verplicht Oekraïne tot economische, gerechtelijke en financiële hervormingen om zijn beleid en wetgeving af te stemmen op die van de Europese Unie. De EU heeft van haar kant toegezegd om Oekraïne te voorzien van politieke en financiële steun, toegang tot onderzoek en kennis en een voorkeurstoegang tot EU-markten).
Het Oekraïne-referendum in 2016 betrof een "raadgevend" referendum. Het initiatief daartoe was genomen door Geen Stijl, samen met o.a. het FvD. De initiatiefnemers wisten voor doorgang van het referendum voldoende mensen te verzamelen: ruim 100.000 meer dan de vereiste 300.000. De referendumvraag luidde: "Bent U voor of tegen de wet tot goedkeuring van de Associatieovereenkomst?". De opkomst voor het referendum was 32%; Tegen de wet stemde 61% = 2,5 miljoen.
Meeus vraagt zich af voor welk soort natiebesturing Baudet eigenlijk staat met deze Poutin sympathieën.
Tommy Wieringa in zijn NRC column van 24/ 25 april 2020 "Onze man in Moskou"
Bij Zembla zagen we vorige week Thierry Baudet kronkelen in het zoeklicht van een paar eenvoudige vragen over zijn alliantie met dubieuze figuren in het Kremlin. Vraagt de interviewer of hij nu wel of niet echt vindt dat Nederland uit de NAVO moet. Dan antwoordt Baudet: „Ik weet niet wat je bedoelt met ‘echt vinden’”. Dringt de interviewer aan met de vraag ‘vindt u nog steeds dat Nederland uit de NAVO moet?’. Dan zegt Baudet: „Ik maak bezwaar tegen dat woordje ‘nog steeds’”. Baudet had, zegt hij, advocaat van de duivel gespeeld, ironie en overdrijving bedreven. De uitzending van Zembla maakte duidelijk dat we Baudet moeten beschouwen als een soldaat in vreemde krijgsdienst; in de hybride oorlog die Rusland tegen het Westen voert. Niet manu militari maar via onophoudelijke beïnvloeding; Wantrouwen kweken, verdeeldheid zaaien. Onze man in Moskou.
Meeus komt na het onderwerp 'Baudet' nu op het onderwerp dat de titel aan zijn artikel heeft gegeven: “De hoogste tijd voor een strategisch debat over de crisis” en de subtitel: "Waar blijven de uitgangspunten, perspectieven en strategieën van ook de andere Partijen en Kamerleden in deze belangrijke tijd".
Nu krijgen, weliswaar naar aanleiding van "het soort Baudet-radicalisering", álle kamerleden er van langs:
“Van belang lijkt me vooral dat de politiek, dat de hele politiek, inziet dat we een economische terugval gaan beleven waarin dit soort Baudet-radicalisering gemakkelijk kan gedijen. Je zag het vorig jaar al toen het boerenprotest werd overgenomen door demagogen van de "Farmers Defence Force". Ook die brandstichtingen van 5G-gekkies zijn een oncomfortabel voorteken. Daarom kijk ik (Meeus) al enkele weken verwonderd naar plenaire debatten in de Tweede Kamer over de coronabestrijding. Die concentreren zich telkens op de meest recent- mogelijke tekortkomingen van de regering. Zijn er voldoende IC-bedden of mondkapjes, hoe zit het met die apps? Niet zonder betekenis, maar zelden van veel invloed. Uitgerekend nu is dit gefröbel nogal pijnlijk en zou je willen dat de Kamer in staat is strategisch vooruit te kijken: Een blik bieden op wat de burger in de komende tijd kan verwachten. Zicht op keuzes tussen zorg en economie die eraan komen, Zicht op het belang van instandhouding van de EU. Een schets van het maatschappelijk leven de komende jaren, tijdens en na corona.
Zeker als volgende week zal blijken dat het land maar een béétje opengaat, zal de irritatie bij burgers groeien, samen met de angst voor het verlies van werk, inkomen en sociale contacten”. (Gedoeld wordt op de persconferentie van Dinsdag 21 april).
Meeus maakt verderop in het artikel duidelijk, dat wanneer het om een blik vooruit gaat: 'ambtenaren op verschillende niveaus en niet kamerleden, bepaald niet stilzitten met het voorbereiden van toekomstig beleid': “Het is opmerkelijk hoe bijvoorbeeld door ambtenaren hard wordt gewerkt aan plannen om leegstaande bedrijfspanden, horecazaken en winkels later dit jaar om te zetten in (tijdelijke) woningen. Het kan het woningentekort verlichten en vermoedelijk de sociale veiligheid in binnensteden verbeteren. De A-directies van beleidsambtenaren van Financiën, Sociale Zaken en Economische Zaken denken na over manieren om voor de tweede helft van het jaar de steunmaatregelen voor branches en werknemers te verlengen. Ook is hen gevraagd ideeën voor hervorming en stimulering van de economie te ontwikkelen mocht het noodscenario van 6 tot 9 procent mingroei zich later dit jaar inderdaad voordoen. Zo werkt de overheid wel degelijk aan uitwegen voor de tweede helft van het jaar. Maar die kant van de overheid zal de burgers niet opvallen zolang de Tweede Kamer in debatten in incidenten blijft hangen en niet in staat is de kamerdiscussie naar een strategisch niveau te tillen”.
Tot zover de tekst van Tom-Jan Meeus
Uitoefening van (internationale) politiek: EUROPA
Nu volgt een tekst waarin de vraag om ambachtelijke politiek verschuift naar internationale politieke relaties. In casu relaties met de Europese Unie.
Premier Rutte in de pauze van een topbijeenkomst van regeringsleiders in Brussel
Op deze website worden van meet af aan, ik zou bijna zeggen: uiteraard, de relaties tussen Nederland en de Europese Unie gevolgd. Op een speurtocht naar signalen wat er door deze crisis structureel gaat veranderen moet immers met vele wederzijdse afhankelijkheden rekening worden gehouden. Naargelang het thema dat op deze website met een volgend hoofdstuk aan bod is worden ook voor de Europese relaties daarvan verschillende kanten belicht. Bij het thema "intelligente lockdown", lag de nadruk voor Europa op de “intelligente” of morele politieke sturing van financieel-economische bedrijvigheid. Een sturing die bedacht is op in hoeverre concurrentie en zich afzetten: empathie en samenwerking in de weg staat. Het thema waar we nu mee bezig zijn is het bedrijven van politiek op op een “ambachtelijke” of authentieke manier manier. In hoeverre zijn ministers, die Nederland internationaal vertegenwoordigen in staat de eigen partijpolitieke inzet en de angst voor kiezersverlies te overstijgen voor een wijder, internationaal belang.
In hoeverre slagen politici er in voldoende afstand te nemen van de 'thuis' omgeving van kiezers, ambtenaren enzovoort om in geheel nieuwe omstandigheden bij zichzelf de nodige ruimte tot reflectie te scheppen. Ruimte voor overpeinzingen van eerdere keuzes in verbondenheid met de eigen partij, van de kerngedachte van de partij, de eigen interpretatie daarvan met behulp van wetenschappelijke inzichten; voor de 'goede' keuzes voor de toekomst. Een toekomst waarin het besef van afhankelijkheden, ook de culturele, verder reikt, dan die van de eigen partij en de eigen kiezers. en ga zo maar door.
Onder "duurzame", "ambachtelijke", (inter)nationale politiek wordt verstaan: een politiek die hierin leiderschap toont. Authenticiteit is in GOW een van de leidraden tot “moreel” handelen of “goed” handelen. In de woorden van GOW: moreel handelen, met de nadruk op "handelen", "daden" (Hoofdstuk 4 en 5 in Goed oud Worden).
Zo baart authenticiteit een overtuigingskracht die ook internationaal en voor andere culturen en andere manieren van denken ver kan reiken.
En nu weer een mediatekst die hier op aansluit. Een artikel van Ria Cats en Matthijs Schiffers: “Brussel wil de markt op voor leningen om coronacrisis te bestrijden”, Financieel Dagblad (digitaal) 12 april 2020).
Op 9 april j.l. maakte de voorzitter van de commissie, Ursula von der Leyen, de Europese regeringsleiders duidelijk dat de Europese Commissie 1000 miljard Euro wil gaan lenen “uit de markt”. Dit om een herstelfonds in te richten, waarmee “de economie” na de coronacrisis weer op gang gebracht kan worden. Zij deelde ook mee, dat deze leningen de Commissie meer mogelijkheden gaat bieden voor het ondersteunen van economieën. Want hierdoor gaat het plafond omhoog waarmee de Euro lidstaten aan die ondersteuningen bijdragen c.q, garant staan voor deze leningen. Het verhoogt dit plafond van 1,2 naar 2% van het bruto nationaal inkomen. Die plafondverhoging zou de Commissie slechts voor een looptijd van 2 of 3 jaar willen. Het biedt een alternatief voor het gezamenlijk uitgeven door de lidstaten van obligaties, de zogenaamde “Eurobonds”. Onder andere Nederland en Duitsland erg tegen die "Eurobonds". Dit zowel door de hoogte van de te betalen rente en doordat ze het risico niet willen van het niet nakomen van verplichtingen door andere lidstaten.
Hoe hebben nu Duitsland en Nederland gereageerd op dit alternatieve voorstel van Von der Leyen? Bondskanselier Merkel is hier minder afwijzend over. Premier Rutte verwees naar de “pot van 540 miljard met Europees geld die al is opgetuigd om de eerste nood te lenigen. “Er is nu geen acuut financieel probleem”, zei hij. “‘we hebben nu dus de tijd om de situatie te analyseren en te zien wat nodig is”. Er gaan volgens hem te grote getallen over tafel “zonder dat daar een grondige erkenning aan ten grondslag ligt”.
Premier Rutte vindt in zijn opstelling bondgenootschap met onder meer Zweden, Denemarken en Oostenrijk. Commissievoorzitter Von der Leyen beloofde deze landen de gevraagde analyse. Waarop deze landen erin toestemden, dat zij tegelijkertijd kon beginnen met een nadere inrichting van het “Wederopbouwfonds” of “Herstelfonds”.
Onder politici en verslaggevers rijst de vraag hoe de Europese Commissie denkt het op de markt te lenen geld gaat toekennen aan lidstaten. Het is bekend dat vooral Italië, maar ook Spanje, Frankrijk, Griekenland en Portugal, het liefste giften ontvangen uit het herstelfonds.
Hier kom ik (Tessa) er even tussendoor: Het eerdere artikel over vooral de Nederlandse houding in deze Europese Coronatijd (Menu "intelligente lockdown") werd het kiezen door Frankrijk van deze gift-kant en ook de hierboven genoemde wat aarzelende houding van Duitsland, gezien als een eerste hoopvolle doorbraak in de zogenaamde “Noord-Zuid verhoudingen”. Een doorbraak van de verhoudingen van “wij” doen het goed en “zij” niet goed.
Dan gaan Cats en Schiffers weer verder: Premier Rutte voelt weinig voor schenkingen. Hij met zijn “bondgenoten” vinden dat de reguliere EU-begroting al subsidies, dus “giften”, verstrekt uit de steunfondsen voor landbouw en arme regio's. Hij waarschuwde ook dat hij wil voorkomen, dat straks een creatieve manier van uitwerking van het Herstelfonds toch neer gaat komen op het verlenen van giften.
Commissievoorzitter Von der Leyen liet weten “een balans” tussen de verschillende visies te zoeken. Ze ziet bij beiden de voors en tegens. Ze denkt in mei met een uitgewerkt plan te kunnen komen. Het is de bedoeling van de Europese Commissie dat het Herstelfonds onderdeel wordt van de nieuwe over zeven jaar lopende begroting van de Europese Unie. Deze gaat in 2021 van start. Hoe de meerjarenbegroting er uit gaat zien zal ook nog veel overleg vergen.
De schrijvers van dit artikel, Cats en Schiffers verwijzen naar hun eerder gepubliceerde teksten voor 'dat de discussie over ondersteuning van de door Corona meest getroffen landen zich al wekenlang voortsleept. Dat Nederland het verwijt krijgt zich te weinig solidair te tonen met de landen die het meest getroffen zijn door Corona. Dat de Nederlandse minister van financiën Hoekstra wordt genoemd als degene die die verhoudingen bijzonder op scherp heeft gesteld. Dat Hoekstra het niet op orde hebben van de Italianen van hun financiën had genoemd. Daardoor zouden de Italianen bijzonder weinig bestand tegen de Coronacrisis zijn'. Rutte wilde nu niet weten van gebrek aan solidariteit. Hij wilde alleen meer zekerheid over hoe landen zorgen dat ze een volgende keer er economisch sterker voor staan.
Einde van deze mediatekst.
Ik (Tessa) moet zeggen, dat ik in deze kwestie 'mee kan gaan' met het standpunt van Hoekstra en Rutte. Vind ze zelfs wel "moed" tonen. Tussendoor het verzamelen van schriftelijke teksten die ik hier weergeef, hoor en zie ik natuurlijk nog wel meer, vooral op TV, over deze kwestie. Nederland wordt verweten weinig blijk te geven van het zien en erkennen dat sommige Europese landen extra zwaar door Corona zijn getroffen. Dan hoor je: “Een virus overkomt je, dat kun je een land niet verwijten”. Ik vind het moeilijk hierin positie te kiezen. Ik heb daarvoor een langere tijd nodig. Wel vind ik, dat de ene politicus, door wat hij inbrengt aan argumentatie, overtuigender is, dan de ander. Ook dat je voor de ene politicus meer op je hoede bent dan voor de ander. Meestal omdat je die al langer hebt zien opereren. Dat geldt evengoed ook voor het vertrouwen dat je in een politicus hebt. Naargelang de complexiteit van de problematiek en ook de tegenstellingen in de discussie kan ik een politicus die zijn eigen standpunt, met argumenten, vol kan blijven houden, "moedig" vinden. "Met argumenten" wil voor mij ook zeggen, dat door de inhoud van die argumenten, mij blijkt, dat hij goed geluisterd heeft naar degenen, die hij overtuigen wil.
Zo'n discussie, met zulke argumenten, zo denk ik dan, geven uiteindelijk de best mogelijke oplossing.
“Moed”, wordt in Goed Oud Worden als een “Deugd” gezien. Naast “autonomie” en “authenticiteit” wordt in GOW "Deugd" gezien als de derde leidraad in persoonlijke groei, die mensen tot een "persoonlijkheid" maken; tot een "moral agent". Iemand die in zijn keuzes veel verder kijkt, dan alleen zichzelf.
Dan laat ik nu deze paragraaf "Macht en Leiderschap" onder het Hoofdstuk Ambachtelijke Politiek (zie Menu), volgen door een volgende paragraaf. Deze volgende paragraaf is geheel gewijd aan de voor mij belangrijkste in GOW aangehaalde denkers over macht en leiderschap. Deze paragraaf: "Aristoteles, MacIntyre, Foucault", dient ter verdere verdieping van het inzicht in deze maatschappelijke fenomenen.
Het volgende hoofdstuk begin ik dan ook met Aristoteles. Daarna volgen MacIntyre en tenslotte Foucault.