Mensen in opsluiting door een virus
Overheden verrast door het virus; epidemiologen en virologen veel minder
Bij de gradaties van lockdown is de dichtheid van de bevolking en zijn de gedragingen van mensen belangrijk
Testen is belangrijk voor de voortgang van de economie.
Blijvende wereldwijde circulatie van het virus maakt een lange termijn perspectief en onderlinge solidariteit noodzakelijk
De eigenschappen van het virus
Marion Koopmans. Foto David van Dam
Overheden verrast door het virus; epidemiologen en virologen veel minder
Op 24 januari 2020 roept Jaap van Dissel, directeur infectiezieken van het RIVM (Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu) voor het eerst het Out break Management Team (OMT) bij elkaar om te praten over het nieuwe coronavirus dat dan een maand rondwaart in Wuhan. De dag ervoor is deze stad op slot gegaan. De experts van het OMT adviseren het kabinet, de vergaderingen zijn vertrouwelijk” (NRC 11m12 april 2020, p. 16,17 interview door Niki Korteweg ).
Als er in Nederland een landelijke uitbraak van een infectieziekte is, coördineert het RIVM de bestrijding van de ziekte. Het RIVM werkt samen met de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en experts en vertegenwoordigers van verschillende organisaties. Het RIVM draagt bij aan de ontwikkeling van nieuwe laboratoriumdiagnostiek en brengt de epidemiologische ontwikkelingen in kaart door onderzoek. Verder ontwikkelt het RIVM-richtlijnen en draaiboeken voor professionals hoe een epidemie het beste kan worden aangepakt. Als er sprake is van een regio-overstijgende uitbraak van een infectieziekte of als er een internationale dreiging van een infectieziekte is, kan het RIVM een Out break Management Team bij elkaar roepen.
Marion Koopmans, bijzonder hoogleraar virologie aan het Erasmus MC te Rotterdam neemt deel aan het OMT wegens haar diepgaande kennis over de verspreiding van infectieziekten (…). Ze adviseert ook de voorzitter van de Europese Commissie Ursula van der Leyen en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Ik volg het interview met Koopmans door Niki Korteweg, wetenschapsjournalist, weer op de voet en vaak letterlijk.
Sinds Van Dissel het OMT bij elkaar heeft geroepen heeft het team wekelijks overleg. En Koopmans probeert met haar team in het Erasmus MC en met collegas wereldwijd, in een moordend tempo, zo veel mogelijk te leren over dit nieuwe onbekende virus.
Is het niet verbijsterend hoe dit virus aanvankelijk bijna overal zo onderschat werd? Nederland bijvoorbeeld begon wat lacherig met een verbond op handen schudden.
Voor een deel komt dat door de uitzonderlijkheid van deze epidemie. “Daarnaast heeft voorbereiding op pandemieën hier weinig prioriteit. Er zijn draaiboeken voor, maar dat soort dingen zakken weg uit het collectieve geheugen. We hadden een grieppandemie in 2009. Die ziekte was relatief mild, er waren geen overstromende ziekenhuizen. Door die ervaring is het gevoel ontstaan: dit kunnen we aan (….). De huidige pandemie heeft ons overrompeld.
Eigenlijk heb je voor dit soort uitbraken iets nodig als ons Deltaplan. Grote investeringen in iets dat weinig voorkomt maar een grote impact heeft (…). Het lijkt ook idioot om daarin miljarden te investeren, maar kijk wat zo’n uitbraak kost. Dat heb je er heel snel uit (…). We zijn als samenleving steeds kwetsbaarder voor dit soort infecties. Door toenemende bevolkingsdichtheid, megasteden, intensieve veehouderij en globalisering.
Dichtheid van de bevolking is belangrijk bij de mate van lockdown
Interviewster: Zien andere landen voor de manier van bestrijding Nederland niet als stoutste jongetje van de klas? Koopmans: Het is een misverstand dat Nederland een heel andere koers vaart dan andere landen in Europa. De lockdowns in verschillende landen lijken allemaal anders, maar in de praktijk is er weinig onderscheid”.
Int.: En Zweden dan? Daar zijn scholen en horeca wél open. K: Zweden is een compleet ander land. Om te beginnen is het minder dichtbevolkt (…). Wij zijn een van de meest dichtbevolkte landen ter wereld (…). In Zweden zijn scholen en dagverblijven met lesprogramma’s in de buitenlucht, bij zon en regen. Niet te vergelijken met 35 kinderen in een klein klaslokaal (…). De onderliggende principes zijn vergelijkbaar: zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk in een vorm van afzondering (….). Nederland, Italië, Duitsland, Spanje, ze hebben allemaal een net een iets andere aanpak, maar op het beloop van de epidemie een vergelijkbaar effect: de lijn buigt af.
En wat betreft het testbeleid? K: Op Duitsland en Noord-Italië na hebben landen een heel vergelijkbaar testbeleid. Hoe je het ook wendt of keert, tot op Europees niveau is de vraag: waar halen we in vredesnaam de capaciteit vandaan: de chemische stoffen, de wattenstaafjes, de mensen die moeten bemonsteren, analyseren, de follow-up doen. Dat wil maar geen onderdeel van (het kritisch commentaar) worden. Dan kun je wel dwingend vasthouden aan veel meer testen, maar het kan niet. En het is ook niet nodig. (Wat het laatste betreft:) Vergelijk Duitsland en Nederland. Een heel ander testbeleid, een vergelijkbaar beloop van de epidemie.
De effectiviteit van het inzetten van testen is afhankelijk van de gedragingen van mensen
K: Daar (in Duitsland) zijn procentueel minder doden. Maar dat komt omdat zij door dat testbeleid meer gevallen zien. Met testen buig je de epidemie niet eerder af. Dat gebeurt doordat mensen zich houden aan thuisblijven en “social distancing”. (…) Net als bij een lockdown geldt ook voor testen dat het maatwerk is, per land, per regio zelfs”.
Int.: Maar testen willen we juist zodat we weten wie er weer op pad kan”. K: Wie vandaag negatief test, kan morgen positief zijn. Als je echt elk geval wilt vangen moet je iedereen minstens een keer per week testen. Dat is simpelweg niet mogelijk. (….) We schalen het testen nu op, maar we zullen aanvullende dingen moeten doen. Apps kunnen daarbij een hulpmiddel zijn. Een die kan alarmeren als er iemand in de buurt is geweest die besmet blijkt. En een andere die vervolgens de mogelijk besmette mensen kan ondersteunen en volgen. We zoeken naar manieren die passen bij de Nederlandse en Europese privacyregels”.
Int: Het idee leeft dat er al veel mensen rondlopen die het ongemerkt gehad hebben. Moeten we niet snel testen wie al immuun is en aan het werk kan? K: Dat gaat vies tegenvallen denk ik (Koopmans geeft het Deense voorbeeld. Daar lijkt het erop dat slechts 3 procent van de mensen antistoffen heeft). We doen nu verschillende peilingen, onder meer bij bloeddonoren en een steekproef onder de hele bevolking (…). Onze verwachting is dat we ons niet rijk moeten rekenen. Als tien procent antistoffen heeft is het veel.
Testen is van belang voor de voortgang van de economie. Schaarste in testmateriaal.
De interviewster veronderstelt dat het “nogal een overgang is, van hoogleraar virologie ineens dé expert zijn die ons door deze crisis moet leiden”. Koopmans relativeert dat: Niemand is expert in zo’n soort situatie. Je hebt echt mensen uit allerlei vakgebieden nodig om dit samen te kunnen doen. Alleen al bij het wegen van medische en economische belangen. Daarin gaan nu al weken schuiven”. TL: “nu” is: in de loop van de eerste helft van April 2020.
Weegt dat economische belang mee in het OMT? Zeker, bijvoorbeeld in die testdiscussie. Koopmans komt hierbij weer, en nu met meer nadruk, terug op dat in die testdiscussie geen aandacht is voor wat ook internationaal op het ogenblik in alle urgentie speelt: hoe landen “in vredesnaam die tekorten in test ingrediënten oplossen en hoe we zorgen dat er überhaupt iets van testcapaciteit is (…) en jammer dat we bij een politiek debat meegaan in die publieke eisen om in Nederland meer te testen. (…) Dat vind ik dan kortzichtig (….). Want dan kan je hier het probleem oplossen, maar als dat betekent dat ze in andere delen van Europa helemaal niets hebben, dan dweil je hier terwijl daar de kraan openstaat. Dat kan als een boemerang terugkomen. Dat vind ik dus nergens op slaan”.
Dit laatste vind ik zelf (Tessa) ook een heel belangrijk punt. En Koopmans is niet de enige die op deze “kortzichtigheid” in zowel de de politieke discussie als in het overheidsbeleid wijst. Politici zijn meer gericht op de eigen kiezers dan op de internationale toekomst. "Kortzichtigheid" wat betreft de wederzijdse afhankelijkheden van landen. En in dat verband ook wat betreft hoe we aan deze virus zijn gekomen. Voor die laatste hoop ik dat heel veel mensen hebben geluisterd of nog gaan luisteren naar het optreden van Minister van Staat Herman Tjeenk Willink in Buitenhof van 31 mei 2020, NPO 1, 12 uur https://www.youtube.com/watch?v=Mn08QzSMoJM
En “natuurlijk”, zegt Koopmans zijn er genoeg wetenschappers die ook hameren op wekelijkse testen. “Niet zozeer onder arts-microbiologen”, maar door “modellenbouwers bijvoorbeeld” . Dan zeg ik: “Dank U wel, dat snap ik, maar dit is de testrealiteit. Of mensen wijzen naar Zuid-Korea of Singapore, waar veel getest wordt. Maar zij hebben de Sars-epidemie gehad in 2002-2003 en daarna massaal geïnvesteerd in bedrijven die diagnostische tests maken. Wij hadden de Watersnoodramp, wij hebben geïnvesteerd in onze waterwerken”.
Dit virus blijft wereldwijd circuleren.
De interviewster: Ja, het lijkt erop dat deze Aziatische landen denken het virus te kunnen uitroeien. Koopmans: Alles op slot zetten en alles screenen, dat zegt ook de WHO, het klinkt goed, maar het is wereldwijd een gepasseerd station. Daarmee verplaats je het probleem. Want wat gebeurt er als je het opent? Singapore werd dus gezien als model of als het schoolvoorbeeld. Maar de gevallen nemen weer volop toe. Mijn collega in Hongkong vraagt regelmatig hoe wij dingen aanpakken. Dit virus zal naar alle verwachting onder ons blijven circuleren. We zullen allemaal langdurig dingen anders moeten doen (….) We kunnen half mei echt nog niet terug naar “business as usual”. We staan nog helemaal aan het begin (…). Tot er een vaccin is of een andere manier om een ernstige infectie te behandelen of voorkomen (....). Het meest aannemelijke scenario is dat dit het vijfde coronavirus wordt in ons standaard-winter pakket met luchtwegvirussen (…). Die andere coronavirussen zijn ook ooit uit de dierenwereld gekomen en als pandemie begonnen, honderden jaren geleden”. (De hoop is dan) “dat we een deel van immuniteit kunstmatig kunnen opbouwen door te vaccineren, in ieder geval de mensen met de grootste kans op complicaties. Het andere deel bouw je op doordat het virus rondgaat”.
Een perspectief op lange termijn is nodig. Dat vraagt solidariteit.
Vraag: "Is het dan niet toch zaak het virus snel te laten circuleren onder jongeren?". “Twee derde van de ernstig zieke Covid-19-patiënten zijn mensen met onderliggende ziektes. Daar zitten ook jongeren bij. Daarnaast zijn er ook kerngezonde mensen die toch overlijden. We hebben er echt onvoldoende zicht op om dat zomaar te doen. Dat is een experiment waar ik niet achter sta” (…).
“Het risico is nu dat je beslissingen vooral gaat nemen uit een bepaald belang. Vanuit de volksgezondheid, vanuit de ziekenhuizen, de economische kant van de zaak, de kleine ondernemers. Er zijn potentieel botsende belangen. We moeten gezamenlijk een weg voorwaarts zien te bedenken. Dat perspectief op de langere termijn en die solidariteit vind ik echt belangrijk. Ik vind het op zich heel goed gaan in Nederland. Ik hoop dat we dat weten vast te houden”.
Tot zo ver dit interview met viroloog Marion Koopmans
De eigenschappen van het virus
Naar aanleiding van het heersende covid-19 virus verschijnen in de media ook (wetenschappelijke) stukken over het virus zelf.
Een voorbeeld daarvan is een artikel op basis van interviews met wetenschappers door de journalisten Marcel aan de Brugh en Sander Voormolen. De illustraties zijn van Roland Blokhuizen “We hebben een neus voor dit nieuwe coronavirus” (NRC- wetenschap 18,19 april 2020 p. 6-8).
De inhoud van dit artikel is wel de grens tot waar mijn selectie van mediateksten voor deze website reikt. Het artikel gaat namelijk nergens in op de “maatschappelijke” inwerkingen. En om dit laatste gaat het mij. Het is om twee redenen belangrijk om juist op dit artikel wel in te gaan.
1. Omdat het verklaringen geeft voor enkele, inmiddels bekende, specifieke “fysieke” uitwerkingen die juist het covid-19 virus op mensen heeft. Het artikel begint al direct met de aanduiding: "de venijnigheid" van het virus. 2. Bovendien illustreert dit artikel, zoals ook het vorige interview met viroloog Koopmans dat deed, hoe wetenschappers internationaal samenwerken, ook Chinese wetenschappers. Hoe zij daarin verschillen met landelijke bestuurders, politici. Ook met hoe vele burgers over internationale samenwerking denken en daarnaar hun stem uitbrengen. Een verschil met politici is ook hoe flexibel wetenschappers kunnen reageren op grote problemen waar hun aandacht voor wordt gevraagd. Dit komt doordat basaal wetenschappelijk onderzoek, het vaak vermaledijde “puur" wetenschappelijk onderzoek: altijd doorgaat, ongeacht of er publieke vraag naar is. Bij een publieke om onderzoek ligt er al basisonderzoek klaar om snel op voort te kunnen werken. In de politiek bestuurlijke wereld is de werkwijze omgekeerd: In deze tijd van crisis blijkt juist hoezeer de zorgvoorzieningen voor burgers zijn aangetast, zowel qua structuur als qua directe zorgverlening; tot en met beschermende kleding aan toe.
Ik start nu de weergave van het bovengenoemde artikel. Bij de weergave heb ik de inhoud iets vereenvoudigd.
Wat máákt het coronavirus zo veel venijniger dan al zijn voorgangers?; vergeleken met bijvoorbeeld de zusjes van dit virus: Sars in 2003 en Mers in 2012.
Corona heeft nu (halverwege april 2020) wereldwijd al 2 miljoen bevestigde patiënten gemaakt en zeker 150.000 doden. Sars en Mers respectievelijk 747 en 858 geregistreerde doden.
“Hoe kan het dat juist dit virus een pandemie veroorzaakt. En waardoor verloopt de infectie bij de meeste mensen mild of zelfs ongemerkt, terwijl anderen erdoor op de IC belanden of eraan sterven. Wie dat wil begrijpen vindt aanwijzingen in moleculaire details. De in allerijl opgezette nadere onderzoeken van moleculair biologen, virologen en eiwit-chemici schetsen inmiddels een beeld van een virus dat de kwetsbaarheden van het menselijk lichaam en de menselijke manier van samenleven vrij goed uitbuit”.
Dan wordt door de schrijvers van het artikel ingegaan op hoe een virus het menselijk lichaam binnendringt en welke moleculen deze inval in het menselijk lichaam mogelijk maken. Het meeste geef ik letterlijk, maar zonder aanhalingstekens weer.
Viroloog Berend-Jan Bosch werkt in een groep van de Universiteit in Utrecht, die al meer dan dertig jaar onderzoek doet naar coronavirussen. Sinds 7 januari, na de uitbraak in China, is alle aandacht van deze groep gericht op het bestrijden van deze virus. De naam “Corona”, Latijn voor “kroon”, heeft de corona familie te danken aan de ongeveer 100 “spikes” of punten, die de punten van een kroon lijken te vormen. Om te weten hoe een virus een menselijke lichaamscel binnenkomt, moet je weten waar het aanmeert”, zegt Bosch. Dat aanmeren gebeurt op de plek waar het virus zich aan een cel kan binden: aan “de receptor” van de cel. De verschillende virussen verschillen naar de plekken of receptoren waar zij aanmeren. Welke receptoren dat zijn voor Sars en Mers zijn inmiddels door wetenschappelijk onderzoek bekend. Een van de eerste onderzoeksvragen bij de nieuwe Corona virus was op welke plek in de cel dit virus aanmeert. Op 3 februari 2020 publiceerden Chinese wetenschappers daarover. Het is dezelfde receptor als die bij Sars. Een maand later werd dat, onafhankelijk van elkaar, bevestigd door Duitse en Amerikaanse groepen. Het aanmeerproces van Corona is echter wel anders, gecompliceerder (p. 6, 3e kolom onderaan). Daar ga ik (Tessa) hier niet op in. Half maart werd duidelijk dat zeker één kroonpunt een functie heeft bij het aanmeren van het virus in de menselijke cel.
Het artikel vervolgt met het voortgaande proces van het binnendringen van de menselijke cel tegelijk met veranderingen in die kroonpunt of “spike”. In dit proces komen de viruseigenschappen vrij en kunnen de gangbare cellulaire processen misbruikt worden om honderden nieuwe, complete virussen te maken. "Missie geslaagd!”.
Zoals gezegd zijn er verschillen tussen de verschillende virussen in dit proces. Hieronder wordt duidelijk hoe die verschillen in relatie staan met de inmiddels bekende verschillen in uitwerking onder mensen.
Uit het interview met bioloog Martijn Nawijn van het UMC Groningen blijkt dat de verschillende uitwerkingen gezocht worden in de soort cellen waar virussen aanmeren. Er wordt gesproken van zoeken in de “cel atlas”. De ervaring die Nawijn met een Britse biologen-groep daarin had opgedaan voor alle typen longcellen kwam nu goed van pas. Het onderzoek van deze groep ging zich nu richten op de voor de huidige virus gevoelige aanmeerplek in de longen. Die aanmeerplek bleek te liggen in de cellen die een belangrijke functie hebben in het openhouden van de longblaasjes. Zo werden vervolgens ook de aanmeerplekken van het virus gevonden in het neusslijmvlies, de keel, het bindvlies van het oog en darmwandcellen in de dunne en dikke darm.
Deze bij uitstek gevoelige plekken voor dit huidige virus hebben grote gevolgen voor de verspreiding van het virus. Mers vermeerderde zich vooral diep in de longen. Het huidige virus slaat al toe in de bovenste luchtwegen en vooral in de neuscellen. Vermeerdering en verspreiding van het virus kan zo al toeslaan voordat mensen iets van de besmetting merken. Dit laatste is mogelijk ook een verklaring voor dat maar een klein deel van de mensen in de problemen komt. De verspreiding gaat heel snel, maar de weg naar de longen duurt langer. Het kan zijn dat mensen in die tijd al immunologische afweer opgebouwd hebben. Voor dit laatste zou, zo schrijven Nawijn en collega’s ook een evolutionaire verklaring voor kunnen zijn: de neus “als vooruitgeschoven post om het afweersysteem te waarschuwen dat er virussen aankomen die de luchtwegen bedreigen”. Deze verklaring heeft ook geleid tot de titel die aan dit artikel gegeven: “We hebben een neus voor dit nieuwe coronavirus”.
Als het virus erin slaagt alsnog heel diep in de longen door te dringen kan een immuunreactie zo sterk worden, dat het wordt vergeleken met een “storm”. Andere cel functies in de longen kunnen daardoor uitvallen. Dat verklaart de vaak heel snel opkomende benauwdheid (Frank van de Veerdonk, Radboud UMC). Ook andere vitale organen kunnen daardoor uit gaan vallen, waardoor mensen overlijden (Nawijn, Groningen en collega’s). Onderzoeken naar de aard van het huidige virus bieden ook aanknopingspunten voor medicijn en vaccinontwikkeling.
Er is nog geen verklaring voor waarom dit virus juist ouderen treft in vergelijking met andere virussen.